Artikel 170 §4 van de Grondwet
Artikel 40 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals tot op heden gewijzigd
Omzendbrief KB/ABB 2019/2 d.d. 15 februari 2019 van de Vlaamse Minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Gelijke Kansen, Wonen en Armoedebestrijding betreffende gemeentefiscaliteit
De motivatie die aan de grondslag ligt van het heffen van een verhaalbelasting op het aanleggen van wegen is:
Art. 1: Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een gemeentebelasting geheven op heraanleg van opritten (zone vanaf de woning tot het voetpad of tot de grens met de straat, indien er geen voetpad is), verricht door de zorg van het gemeentebestuur, ten laste van de aanpalende eigenaars. Hierop kan uitzondering worden gemaakt in de gevallen voorzien door artikel 4. De belasting wordt slechts geheven voor zover nooit een gelijkaardige verhaalbelasting of een retributie werd toegepast, voor wat betreft de stroken waarop deze werken werden uitgevoerd.
Art. 2:
§ 1 Onderworpen aan een belasting, waarbij de totaliteit van de gedane kosten wordt teruggevorderd, zijn: de aanpalende eigendommen langsheen de openbare opritten waarin grondwerken en wegbedekkingen worden uitgevoerd.
§ 2 Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op € 50,00/m²
Art. 3: Iedere belastingplichtige mag zich kwijten van zijn belastingschuld :
Art. 4: Onderhavige belasting is niet van toepassing in de gevallen waarin een overeenkomst tot stand komt tussen de gemeente en particulieren inzake rechtstreekse uitvoering of financiering van de kosten van uitrustingswerken door deze laatsten. In deze gevallen zullen de volledige onkosten door de overeenkomst aan betrokkene ten laste gelegd, onmiddellijk en rechtstreeks door hem betaald worden.
Art. 5: De belasting slaat op het eigendom en is verschuldigd door de eigenaar (op het ogenblik van beëindiging van de werken). In geval er een recht van opstal, een recht van erfpacht of een recht van vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de opstalhouder, de erfpachter of de vruchtgebruiker, terwijl de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de belasting. Wanneer het eigendom bestaat uit een gebouw met meerdere appartementen waarop de verschillende eigenaars een uitsluitend recht hebben, dan wordt de belasting die betrekking heeft op het gebouw verdeeld onder hen in verhouding van hun respectievelijk aandeel in de gemeenschappelijke gedeelten. In geval van overgang van onroerende zakelijke rechten, wordt de nieuwe eigenaar belastingplichtig vanaf de eerste maand volgend op de voltooiing van de werken,
Art. 6: De eerste jaarlijkse belasting is verschuldigd op de eerste maand volgend op de voltooiing van de werken, vastgesteld door een beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
Art. 7: De gemeente verbindt zich ertoe om aan de belastingplichtigen, die de belasting in kapitaal hebben gekweten, de bedragen terug te betalen die moeten worden beschouwd als ten onrechte betaald. Dit is enkel mogelijk:
- wanneer de vordering wordt opgeheven of niet wordt hernieuwd
- wanneer de belastingvoeten verlagen.
In het laatste geval gebeurt de terugbetaling slechts in verhouding tot de vermindering van de belastingvoeten, waarvan de belastingplichtigen die jaarlijks ingekohierd worden, genieten.
Art. 8: De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier.
Art. 9: De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 10: De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen volgens de modaliteiten van het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.